Birk

Mikael woont met zijn moeder en zijn vader op een eilandje tussen Schotland en Noorwegen. Er is een buurman en ooit was er een buurvrouw, maar die is al lang dood en nu dient haar huis vooral als schatkist. Als Mikael negen is, verdwijnt zijn vader in zee. ‘Dichter bij elkaar dan de overkant van de tafel kwamen we niet,’ zegt Mikael over wat er daarna tussen hem en zijn moeder gebeurt. In Birk trekt Jaap Robben zijn oliejas en zuidwester aan en kijkt hij naar Mikael.

Robben observeert en noteert met zo’n grote nauwkeurigheid dat het bijna hypnotiseert. Hier staat elk woord op zijn plaats. Birk is een guur en schurend boek, zo één dat onder je vel kruipt en je – net als de wind op het eiland – de adem afsnijdt.